De kantonrechter in Rotterdam heeft een grote fitnessketen een tik op de vingers gegeven voor haar incasso-aanpak. Het bedrijf startte een juridische procedure tegen een klant met een betalingsachterstand van 27,67 euro. Door dagvaardingskosten, incassokosten en griffierechter liep het bedrag op tot bijna 300,- euro. Volgens de rechter had de fitnessketen meer klantvriendelijke middelen had kunnen inzetten, zoals een melding via de app of een persoonlijk signaal bij toegang tot de sportschool.
In deze zaak had een klant van de fitnessketen na het beëindigen en opnieuw afsluiten van zijn lidmaatschap één termijn niet betaald. Hij hoorde pas van de achterstand toen de dagvaarding op de mat lag. De gemachtigde van de fitnessketen had wel enkele mails en apps aan de man gestuurd, maar die dacht dat dit phishingberichten waren, omdat ze uit naam van een persoon werden verstuurd en niet uit naam van het bedrijf.
De kantonrechter vindt dat de fitnessketen de man ook op andere manieren had kunnen wijzen op zijn kleine betalingsachterstand. Die mogelijkheden zijn echter niet ingezet.
Deze zaak laat zien hoe kleine schulden door juridische procedures buitenproportioneel groot kunnen worden. De kantonrechter trok in dit geval een duidelijke grens: een incasso mag geen verdienmodel zijn. Zeker niet bij relatief kleine bedragen van consumenten, die bereid zijn te betalen.
De rechter matigde de hoofdsom met 20 procent wegens schending van informatieplichten. Ook de incassokosten werden afgewezen, omdat de verplichte veertiendagenbrief niet aantoonbaar was ontvangen door de klant. Daarnaast moeten de proceskosten worden gecompenseerd, omdat de fitnessketen heeft gekozen voor een buitensporige procesroute, die niet in verhouding stond tot de vordering.
De vertegenwoordiger van de fitnessketen was wel bereid om een betalingsregeling te treffen, waarmee de man in maandelijkse termijnen het openstaande bedrag met alle kosten kon betalen, maar hij was niet bereid om de procedure bij de rechtbank in te trekken. Dat wilde hij alleen doen als de man het volledige openstaande bedrag in één keer zou betalen. Door de procedure bij de rechtbank door te zetten, kwam er naast de kosten van 160,78 euro bovenop de hoofdsom, nog eens een bedrag van 135 euro aan griffierecht bij. Dus een totaalbedrag aan kosten van 295,78 euro. Daarmee is het oorspronkelijke bedrag waarvoor de fitnessketen deze procedure is begonnen meer dan tien keer over de kop gegaan. De kantonrechter zet daar in deze zaak een streep door.
De overheid werkt op dit moment aan wet- en regelgeving om dit soort buitensporige incasso’s in de toekomst te voorkomen. De uitspraak in deze zaak sluit daar helemaal bij aan. Een gerechtelijke procedure moet het laatste redmiddel zijn om een schuld te incasseren, niet de standaard route.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via [email protected] of bel naar 073-6154311.